Over roséwijn
Roséwijn heeft de afgelopen jaren enorm aan populariteit gewonnen. Zeker in het voorjaar zul je zien dat de keuze in de winkels betreft rosé wijnen toeneemt. Er zit veel variatie in de smaak van rosé wijn, hierbij zijn de gebruikte druiven een belangrijke factor. De meest kenmerkende aroma’s en smaken die in rosé wijnen naar boven komen zijn rood fruit, meloen, citroen en vaak ook tonen van selderij en rabarber. Rosé wijnen zijn van zoet tot zeer droog te verkrijgen. Net als rode en witte wijnen worden rosé wijnen vaak in verschillende smaakprofielen ingedeeld.
Een zoete rosé wordt over het algemeen kouder gedronken dan een droge. Bij zoete of fruitige en frisse rosé wijnen is een temperatuur van rond de 8 graden ideaal om de smaak het best tot zijn recht te laten komen. Voor de wat vollere en complexere rosé wijnen is het aan te bevelen deze rond de 11 graden te serveren. Dan komen de rijke aroma’s en smaken in de rosé beter tot zijn recht dan wanneer de wijn te koud geserveerd wordt. Toch is het aan te raden om zelf wat met de temperatuur van de wijn te spelen om zo te ontdekken wat voor jou de fijnste smaakbeleving geeft. Uiteindelijk gaat het erom wat u lekker vindt!
Hoe wordt rosé gemaakt?
Het proces voor het maken van rosé wijn is veelal hetzelfde als die van het maken van witte wijn. Deze beschrijving is daarom ook een aanvulling op de beschrijving; hoe wordt witte wijn gemaakt? Ik zou u dan ook aan willen raden deze eerst te lezen, zodat u een beter beeld krijgt van het gehele proces.
Speciaal geoogst
Een wijnmaker kan ervoor kiezen om de druiven voor rosé wijn net iets eerder in het seizoen te oogsten dan druiven voor andere wijnen. Dit kan zorgen voor een zuurgraad en vorm van fruitigheid die bij rosé wijnen als aangenaam wordt ervaren.
Rozekleurig
Om de rosé wijn zijn identieke kleur en smaak te laten krijgen zal het sap van de druif wel eerst een beetje van de kleur en smaak van de schil in zich op moeten kunnen nemen. Er zijn witte druiven met een hele lichte roze tint waarmee je licht gekleurde rosé kan maken, maar over het algemeen gebruikt men blauwe druiven voor het maken van rosé wijn. Rosé wijn komt dus niet aan zijn kleur door rode en witte wijn te mengen, maar door de schil van de druif. De wijnmaker kan kiezen uit drie verschillende manieren om de kleur en smaak van de rosé wijn te verwezenlijken.


1. Schilinwerking
In plaats van de druiven te persen worden deze voorzichtig gekneusd, waardoor het sap in de druiven begint te stromen. Het sap zal de kleur van de schil in zich op gaan nemen. Afhankelijk van het gewenste resultaat, zal dit in de meeste gevallen tussen de 2 en de 20 uur liggen. Het is belangrijk dat de druiven tijdens de schilinwerking voldoende gekoeld worden, zodat de vergisting nog niet op gang komt. Zodra de schillen van het sap zijn gescheiden, is de most klaar voor fermentatie.
2. Persen
Zodra de druiven van de stelen zijn ontdaan, worden deze meteen geperst. Door het persen zal de schil een klein beetje van zijn kleur aan het sap afgeven. Om een iets donkerder resultaat te behalen kunnen de druiven meerdere keren geperst worden. Toch wordt deze manier meestal gebruikt voor het maken van licht gekleurde en frisse rosé wijn. Zodra de wijnmaker beslist dat de druiven genoeg geperst zijn, is de most klaar voor fermentatie.
3. Saignée
Het Franse woord Saignée betekent “bloeden”. Bij deze methode wordt er tijdens de eerste uren van de fermentatie van de most van rode wijn voorzichtig een beetje sap afgetapt. Deze manier zorgt voor een mooi gekeurde rosé wijn. Na het “bloeden” gaat het sap naar andere vaten om verder te vergisten.


Fris en fruitig
In de meeste gevallen zullen rosé wijnen in roestvrijstalen vaten gefermenteerd worden. Hierdoor kan er geen zuurstof bij komen, waardoor de wijn fris en fruitig blijft. Toch zijn er ook karakteristieke en stevigere rosé wijnen die in houten vaten vergist zijn. Deze zijn juist ook in de wintermaanden erg aangenaam om te drinken.